Een stad die drijft op het gebed

Handelingen 1 vers 14a: Deze allen waren eendrachtelijk volhardende in het bidden en smeken.

Het is zaterdagmorgen rond tien uur als ik mijn auto het drukke centrum van Quevedo instuur. Ongelofelijk hoeveel mensen er weer op de been zijn. Het zijn er werkelijk honderden. Overal lopen mensen kriskras door elkaar. Het verkeer gaat stroperig en bij elk stoplicht staan er verkopers naast de auto. Bij verschillende winkels staan grote geluidsboxen opgesteld die met harde muziek en kleurige promotieborden letterlijk schreeuwen om aandacht. De rokende stadsbussen wringen zich opdringerig langs de gewone auto’s om bij de haltes horden mensen tegelijk op te pikken. Nee, er is niets bijzonders aan de hand. Het is een gewone zaterdagmorgen waarin iedereen zijn inkopen aan het doen is. Of gewoon het die week verdiende geld uit te geven, want sparen is in deze cultuur een rariteit.

Als ik letterlijk midden in het centrum ben, zoek ik een parkeerplaatsje voor mijn auto. Dat valt niet mee. Gelukkig, er rijdt net iemand weg. Snel zet ik mijn auto neer en knik even naar het oude mannetje wat in een feloranje hesje aangeeft wel even op mijn auto te willen passen. Ik ren snel de brede hoofdstraat over, om te voorkomen dat de stroom auto’s mij te grazen neemt en sta dan voor het gebouw waar ik moet zijn. Wit, met blauwe pilaren en een zware, zwarte poort: De kerk. Deze morgen is er een moment van bidden en vastten afgekondigd. We komen bij elkaar om alle noden voor het aangezicht van de Heere te brengen.

Ik schuif het hek voor de ingang aan de kant en stap binnen. De drukte van het centrum achter mij latend. Het contrast is groot: Buiten razen de toeterende auto’s, grommende motoren, en klinkt de harde muziek. Daartussen de haastige en luidruchtige mensenmenigte. Maar hierbinnen heerst absolute rust en vrede. Als ik binnenkom zie ik dat ik niet de eerste ben. Nee, een klein groepje mensen is al aanwezig. Er wordt gebeden door één van hen. De anderen bidden mee. Geknield.

Een eenvoudig maar krachtig gebed stijgt die morgen op vanuit het centrum van Quevedo. De nood die wordt gedeeld in het gebed is wérkelijke nood voor hen. Bewogenheid met de zielen van al die mensen die zich buiten door het centrum haasten. Bewogenheid met alle pijn en verdriet die wordt ervaren in de gebrokenheid van deze samenleving. Huiselijk geweld, criminaliteit, misbruik, gebroken huwelijken, kinderen zonder ouders die voor hen zorgen. Depressieve jongeren die alle hoop zijn verloren en alleen nog wensen dat hun leven snel eindigt. Schrijnende armoede veroorzaakt door egoïsme of verslaving. Alles is terug te voeren op één centrale oorzaak: Een leven zonder Hoop, zonder Leven, zonder Christus.

In het gebed klinkt het hartsverlangen door om er voor hen te zijn die lijden, als een licht in de duisternis, weerspiegelend het licht van Hem die zei: Ik ben het Licht der wereld. Smekend klinkt het: Er is zóveel lijden en duisternis. En er zijn zó weinig lichten in deze stad. Maak ons weerspiegelaars van Uw licht. Zo wordt er gebeden, voor de komst van Gods Koninkrijk. Voor alle kerken in de stad en een opleving van het Ware Evangelie. Er wordt gebeden om de haastige komst van Christus. Er wordt gebeden voor Afghanistan, Haïti en Israël. Van persoonlijke nood tot wereldnood.

Buiten de deur van de kerk houdt de mensenstroom aan. Niemand van hen beseft zich dat ze worden opgedragen in het gebed van dit kleine groepje bidders binnen. Dat deze stad, die zucht onder zoveel problemen, drijft op het gebed van deze gelovigen die zich geroepen weten de nood te dragen van anderen op de vleugels van het gebed.

Na het ‘amen’ zet iemand krachtig Psalm 91 in, Luthers versie: “Castillo fuerte es nuestro Dios” (Een vaste Burcht is onze God). Anderen vallen bij. Zachtjes tokkelt een gitaar mee:

En grimd’ ook d’open hel ons aan
met al haar duizendtallen,
toch zal geen vrees ons nederslaan,
toch doen wij `t krijgslied schallen.
Hoe ook de satan woedt,
wij staan hem voet voor voet,
wij tarten zijn geweld;
zijn vonnis is geveld:
één woord reeds doet hem vallen!

Hier wordt gestreden, op de knieën tegen Satans’ duistere rijk. Hij lijkt overwinnaar als we een optelsom maken van alles wat er fout gaat in de wereld én in de kerk. Maar deze mensen kijken verder: Satan kreeg de doodssteek bij Christus’ uitroep: Het is volbracht. Daarom is er hoop voor elke inwoner van deze stad!

Hebben de mensen in uw nabije omgeving en dorp of stad trouwens ook zulke bidders in hun midden? Wat een zegen voor hen!

Zo niet, wat doet u daaraan?